Een epidurale pijnbehandeling (ook wel ruggenprik genoemd) is een injectie in de rug die helpt de pijn van de weeën te verminderen. Een anesthesioloog geeft deze ruggenprik. Het inbrengen en inwerken van een ruggenprik duurt ongeveer een half uur. Eerst wordt de huid verdoofd waar de ruggenprik wordt ingebracht, zodat je van de prik zelf weinig merkt.
Tijdens het prikken zit je op de rand van het bed, waarbij je een bolle rug maakt en zo stil mogelijk zit. Daardoor kan de anesthesioloog beter met de naald in de ruimte komen tussen de ruggenwervels in (de epidurale ruimte). De anesthesioloog probeert de ruggenprik uit te voeren tussen de weeën door. Met een naald wordt een dun slangetje (katheter) in de rug ingebracht, vlak bij de zenuwen die naar de baarmoeder en (in mindere mate) het geboortekanaal gaan.
De katheter blijft op zijn plaats wanneer de naald wordt verwijderd, zodat je tijdens de bevalling pijnstillers kunt krijgen zonder dat er meer injecties nodig zijn. Via kleine gaatjes in het slangetje loopt tijdens de hele bevalling continu een pijnstillende vloeistof in de rug. Dit verdooft de zenuwen. Daardoor neemt de pijn van de weeën na ongeveer 20 minuten af.
De epidurale katheter vlak bij de zenuwen die naar de baarmoeder gaan en in mindere mate bij de zenuwen die naar het geboortekanaal gaan. Bij een goed werkende ruggenprik voel je in de ontsluitingsfase (“lange fase”) minder pijn. Tijdens de uitdrijvingsfase (geboortekanaal, “korte fase”) zal er doorgaans nauwelijks pijnstilling zijn. Dat laatste is belangrijk om te kunnen voelen wanneer er geperst moet worden en dit verkleint de kans op een kunstverlossing.
Klik hier voor meer informatie over de ontsluitings- en uitdrijvingsfase.
Als je in aanloop naar de bevalling al weet dat je graag een ruggenprik wilt, kun je dit bij de verloskundige of gynaecoloog aangeven. Natuurlijk kun je tijdens de bevalling aangeven dat de pijn te heftig wordt. Een ruggenprik wordt alleen in het ziekenhuis gegeven en je bevalt dan ook in het ziekenhuis. Je kunt dag en nacht, ook in het weekend, een ruggenprik krijgen. Eenmaal in het ziekenhuis wordt eerst de conditie van de baby gecontroleerd middels een CTG (een grafiek van de hartslag van de baby). Dit duurt ongeveer een half uur. Je krijgt een infuus waardoor eventueel snel medicatie toegediend kan worden. Hierna volgt de blaaskatheter omdat de blaas door de ruggenprik soms tijdelijk niet goed functioneert en het belangrijk is dat de blaas leeg is tijdens de bevalling. Als alle gezondheidschecks goed zijn, wordt de anesthesioloog gevraagd voor de epidurale pijnbehandeling.
Afhankelijk van de drukte komt de anesthesioloog zo snel mogelijk: hij of zij heeft namelijk tegelijkertijd de zorg voor de patiënt(en) op de operatiekamers en kan tussentijds een ruggenprik verzorgen. Zo kunnen we de zorg voor patiënten niet alleen veilig, maar ook doelmatig organiseren.
Als de ruggenprik goed werkt, voelt de zwangere vrouw veel minder pijn tijdens de bevalling. Daarnaast is het veilig voor de baby en heeft geen gevolgen voor het geven van borstvoeding.
Een ruggenprik kan bijwerkingen geven, met name door de medicijnen die via de katheter worden toegediend. De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
Een ernstige complicatie van de ruggenprik is zenuwschade of een bloeding. Vaak verdwijnen de klachten binnen enkele maanden. Heel zelden ontstaat blijvende zenuwschade. De kans op langdurige zenuwschade is zeer klein (< 0,00007%). Een bloeding kan ontstaan wanneer er tijdens de procedure een bloedvat geraakt wordt. Ook de kans op deze complicatie is zeer klein.
Klik hier voor een overzicht van verschillende soorten pijnbehandeling.