Behandeling hernia

Diagnose

Op basis van de beschrijving van je pijn- en uitvalsverschijnselen weet een arts vaak meteen of je een hernia hebt en om welke zenuw en tussenwervelschijf het gaat. Als er vermoedelijk een andere oorzaak van de pijn is, of als er een hernia-operatie wordt overwogen, zal er een MRI-scan of een CT-scan worden gemaakt.
Een andere oorzaak van lage rugpijn kan bijvoorbeeld een verkeerde houding zijn. Dit kan door middel van fysiotherapie behandeld worden.

Behandeling

Herniaklachten gaan meestal vanzelf weer over, maar als je eenmaal een hernia hebt gehad kunnen de klachten altijd terugkomen. 75 procent van alle hernia’s gaan met voldoende rust of fysiotherapie weer over. Het is belangrijk dat je bij pijn je lichaam niet overbelast. Als je door hebt dat je bij een bepaalde beweging pijnklachten krijgt, probeer deze beweging dan zoveel mogelijk te vermijden. Wel is het belangrijk dat je in beweging blijft om stijfheid te voorkomen.
Als je klachten snel toenemen of na zes weken niet of onvoldoende zijn afgenomen, ga dan naar je huisarts. Deze kan je doorverwijzen naar een specialist. Als uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een hernia, zal beoordeeld worden of een hernia-operatie voor verbetering kan zorgen. In het algemeen geldt dat hoe erger de klachten zijn, hoe groter de kans is dat de operatie verbetering zal opleveren.

Hernia operatie

Bij de operatie, die plaatsvindt onder volledige narcose, wordt de beschadigde tussenwervelschijf verwijderd. De beknelde zenuw, die de klachten veroorzaakte, krijgt dan weer voldoende ruimte. Na de operatie ontstaat op de plek van de verwijderde tussenwervelschijf een litteken. Het is dus niet zo dat de wervels direct op elkaar komen te zitten.
Als de operatie achter de rug is, word je verder behandeld door de fysiotherapeut. Deze helpt je om door middel van oefeningen je rug weer belastbaar te maken en je op de been te krijgen.
Afhankelijk van de snelheid van je herstel mag de belasting geleidelijk aan weer worden opgevoerd.
 

Neem direct contact op met de huisarts als:

  • Je plotseling minder kracht hebt (niet meer op je tenen of hak kan lopen). 

  • Er een doof gevoel ontstaat in je liezen en rond de anus. 

  • Je niet meer kunt plassen of je plas niet meer kan ophouden.