Anesthesie betekent ‘geen gewaarwording’ oftewel: het verlagen of uitschakelen van pijn en andere prikkels. Er zijn verschillende soorten anesthesie. Welke voor jou geschikt is hangt onder andere af van de ingreep of het onderzoek dat je ondergaat.
Bij algehele anesthesie krijg je drie middelen toegediend: een slaapmiddel, een middel tegen pijn en een spierverslapper. Bij deze anesthesie ben je volledig buiten bewustzijn. Je voelt geen pijn en je merkt niets van de operatie. De anesthesioloog blijft bij je totdat je weer bij bewustzijn bent. Je wordt ‘wakker’ zodra de toegediende middelen zijn uitgewerkt.
Een bekende regionale anesthesie is de ruggenprik. Bij regionale anesthesie wordt een deel van het lichaam of dieper gelegen deel van het lichaam verdoofd. Bijvoorbeeld een arm, (onder)been of zoals bij de ruggenprik het hele onderlichaam. Het verdovende middel wordt rondom een zenuw ingespoten waardoor pijnprikkels niet worden doorgegeven aan de hersenen. Daardoor voel je geen pijn. Soms word je ook in sIaap gebracht tijdens deze anesthesie maar in principe blijf je tijdens een regionale anesthesie wakker. Het kan ook zijn dat je wakker blijft en een middel krijgt om te ontspannen.
Ook kinderen krijgen soms anesthesie en moeten soms onder narcose. Dat kan best spannend zijn, zowel voor het kind als voor de ouders. Maar geen zorgen, kinderen zijn bij de anesthesioloog in goede handen. Lees meer over anesthesie bij kinderen.